Prinsjesdagspecial 2023 20-9-2023

Het pakket Belastingplan 2024 bevat volgens het kabinet noodzakelijke maatregelen
voor de samenleving en het belastingstelsel. Dit jaar staat in het teken van het
ondersteunen van koopkracht en bestrijden van armoede, het verbeteren en
eenvoudiger maken van het belastingstelsel en maatregelen om de klimaatdoelen te
halen. Deze Prinsjesdagspecial biedt een handzaam overzicht van de aangekondigde
maatregelen voor alle belastingplichtigen, ondernemers, werkgevers en maatregelen
voor de auto.

Maatregelen voor alle belastingplichtigen

1. Lichte stijging van het tarief in de eerste schijf inkomstenbelasting in 2024

Het tarief van de eerste schijf inkomstenbelasting stijgt van 36,93% naar 36,97%. Het bedrag
waarover dit tarief verschuldigd is, stijgt ook licht van € 73.031 naar € 75.624. Voor AOWgerechtigden stijgt het tarief van 19,03% naar 19,07%. Het inkomen dat tegen dit tarief
belast wordt, vertoont ook een stijging van € 38.703 naar € 40.077 voor personen die zijn
geboren voor 1946. Voor personen die zijn geboren na 1946 stijgt dit inkomen van € 37.149
naar € 38.139. De genoemde percentages zijn inclusief premies volksverzekeringen.

2. Stijging heffingskortingen

De heffingskortingen worden normaliter elk jaar verhoogd. De algemene heffingskorting zal
in 2024 verhoogd worden van € 3.070 naar maximaal € 3.374. De arbeidskorting wordt
berekend over het arbeidsinkomen en wordt in 2024 verhoogd met € 115. Tevens wordt in
2024 de inkomensafhankelijke combinatiekorting verhoogd (van € 2.694 tot maximaal
€ 2.961) alsook de jonggehandicaptenkorting (van € 820 naar € 902). Voor personen die
ouder zijn dan de AOW-leeftijd gelden lagere maxima.

3. Box 3-vermogen wordt verplaatst van categorie overige bezittingen naar banktegoeden

Het aandeel in het vermogen van een Vereniging van Eigenaren van appartementen en geld
op een derdengeldenrekening van een notaris of gerechtsdeurwaarder waren tijdens de
overbruggingsperiode van box 3 in de categorie overige bezittingen geplaatst. Deze
vermogensbestanddelen zullen met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 verplaatst
worden naar de categorie banktegoeden. Dit betekent dat het rendementspercentage van
6,17% (in 2023) dat geldt voor overige bezittingen niet meer van toepassing is maar het
rendementspercentage van 0,36 % (in 2023) dat geldt voor banktegoeden.

4. Onderlinge vorderingen en schulden niet meer opgeven

Onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscaal partners en tussen ouders en
minderjarige kinderen hoeven niet meer in box 3 in de aangifte inkomstenbelasting te
worden opgegeven. Het kabinet wil deze maatregel met terugwerkende kracht per 1 januari
2023 laten ingaan.

5. Stijging tarief box 3

Het tarief in box 3 zal per 1 januari 2024 worden verhoogd van 32% naar 34% (1%-punt
stijging meer dan aanvankelijk de bedoeling was).

6. Accijnsverhoging op alcoholhoudende producten

Per 1 april 2024 zal de alcoholaccijns op alcoholhoudende producten, zoals bier, wijn,
tussenproducten en overige alcoholhoudende producten, worden verhoogd met 16,2%.

7. Accijnsverhoging op tabak

Per 1 april 2024 zal de tabaksaccijns op sigaretten en op tabak worden verhoogd. Hierdoor
zal de verkoopprijs voor een pakje sigaretten van twintig stuks € 10,70 bedragen. Voor een
pakje shag van 50 gram zal de verkoopprijs € 24,14 bedragen.

8. Aanpassingen proceskostenvergoedingen WOZ en bpm

Per 1 januari 2024 zullen proceskostenvergoedingen direct worden uitbetaald aan burgers of
bedrijven die bezwaar maken tegen WOZ- en bpm-besluiten. Daarnaast zullen de
vergoedingen voor proceskosten en immateriële schade bij deze bezwaren worden verlaagd.
Die vergoeding wordt 25% van de huidige vergoeding als de burger of het bedrijf inhoudelijk
gelijk krijgt. Als om andere redenen een vergoeding wordt toegekend, is de vergoeding 10%
van de huidige vergoeding. Als de gemeente, Belastingdienst of de rechter niet binnen een
redelijke termijn uitspraak doet, is de vergoeding voor immateriële schade niet meer € 500
maar € 50 voor elk half jaar dat het proces langer duurt dan die termijn.

Maatregelen voor ondernemers

9. Verlaging MKB-vrijstelling

Per 1 januari 2024 gaat de MKB-winstvrijstelling omlaag van 14% naar 12,7%.

10. Verlaging zelfstandigenaftrek

Per 1 januari 2024 zal de zelfstandigenaftrek verder verlaagd worden van € 5.030 naar
€ 3.750.

11. Aanpassingen in de bedrijfsopvolgingsregeling en de doorschuifregeling
aanmerkelijk belang

De voorwaardelijke vrijstelling in de bedrijfsopvolgingsregeling voor de schenk- en
erfbelasting wordt aangepast. In 2023 geldt de 100% vrijstelling tot € 1,2 miljoen en
daarboven is 83% vrijgesteld. Het kabinet stelt voor dat dit in 2025 wijzigt naar een 100%
vrijstelling tot € 1,5 miljoen en daarboven is 30% belastbaar. Daarnaast zullen per 1 januari
2025 de volgende maatregelen gelden voor de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en
erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting
(DSR ab). Voor de DSR ab zal de dienstbetrekkingseis komen te vervallen. De nieuwe
aanmerkelijk belanghouder hoeft dan niet meer verplicht minimaal drie jaar in dienst te zijn
bij een schenking onder de DSR ab. Ook zal de BOR en de DRS ab pas gelden bij een
schenking aan iemand van 21 jaar of ouder. Deze eis zal niet gelden bij erven.
De BOR en DSR ab bij bedrijfsopvolging zullen niet meer gelden voor:
Onroerende zaken die aan derden verhuurd worden of anderszins aan een ander ter
beschikking worden gesteld. Deze maatregel gaat per 1 januari 2024 in.
Het gehele beleggingsvermogen van de rechtspersoon. Thans geldt daarvoor nog een
doelmatigheidsmarge van 5%. Deze wijziging gaat voor de BOR in op 1 januari 2025;
de DSB ab wijzigt op dit punt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Bedrijfsmiddelen met een waarde van meer dan € 100.000 die ook privé worden
gebruikt. De regeling geldt dan niet meer voor het deel dat deze middelen privé
worden gebruikt, indien het privédeel meer dan 10% beslaat. Deze maatregel geldt
per 1 januari 2025.
Er worden nog meer complexe wijzigingen uitgewerkt, die meer tijd vragen; de beoogde
inwerkingtredingsdatum daarvan is 1 januari 2026.

12. Herinvesteringsreserve mogelijk bij gedeeltelijke beëindiging

Per 1 januari 2024 komen er meer mogelijkheden om de herinvesteringsreserve te
gebruiken. Dit kan straks indien de ondernemer gedeeltelijk stopt met zijn onderneming
door overheidsingrijpen, bijvoorbeeld op basis van een beëindigingsregeling.

13. De MIA, EIA en Vamil komen nog niet ten einde

De energie-investeringsaftrek, milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu
bedrijfsmiddelen zouden per 1 januari 2024 komen te vervallen, maar worden met vijf jaar
opgeschoven en per 1 januari 2029 pas stopgezet. Wel zal vanaf 1 januari 2024 het
aftrekpercentage van de energie-investeringsaftrek structureel worden verlaagd van 45,5%
naar 40%.

14. Einde belastingkorting voorlopige aanslag

Per 1 januari 2024 stopt de betalingskorting bij voorlopige aanslagen in de
inkomstenbelasting. Belastingschuldigen krijgen dan geen korting meer bij het betalen van
de voorlopige aanslag inkomstenbelasting in één keer in plaats van in termijnen.

15. Afschrijven op gebouwen beperkt

Per 1 januari 2014 zal de afschrijving op gebouwen in de inkomstenbelasting worden
beperkt tot de WOZ-waarde. Hiermee is het onderscheid tussen de afschrijvingsbeperking
gebouwen in de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting weggenomen. Daarmee
geldt voor alle gebouwen die als bedrijfsmiddel worden gebruikt een afschrijving tot
maximaal de WOZ-waarde, ongeacht of het een gebouw in eigen gebruik of ter belegging is
en ongeacht of het in een inkomstenbelasting-onderneming (of in de resultaatsfeer) of in
een vennootschapsbelastingplichtig lichaam wordt gebruikt.

16. CO2-prijs verhoogd

Om ondernemingen die veel CO2 uitstoten te stimuleren hun productieproces verder te
verduurzamen zodat ze minder CO2 uitstoten, zal per 1 januari 2024 de minimum CO2-prijs
per ton CO2 worden verhoogd naar € 51,70. Daarna volgt een jaarlijkse verhoging tot
uiteindelijk € 71,10 per 1 januari 2030.

17. Gift vanuit vennootschap aangepast

Per 1 januari 2024 wordt het door de onderstaande maatregelen eenvoudiger en mogelijk
ook fiscaal aantrekkelijker om vanuit de vennootschap te geven aan een ANBI of een
steunstichting SBBI.
1. Een door een vennootschap aan een ANBI gedane gift is niet meer aftrekbaar, ook niet
voor zover de gift lager is dan het huidige wettelijke maximum van 50% van de winst
en tevens lager is dan € 100.000.
2. Het bedrag van de gift wordt niet in aanmerking genomen als een tot het inkomen van
de aanmerkelijkbelanghouder te rekenen voordeel in box 2 of als opbrengst voor de
dividendbelasting.
Het gaat hier om giften van de vennootschap waarmee tevens een persoonlijke charitatieve
behoefte van de aandeelhouder wordt gediend. Daaraan is geen maximum verbonden.

18. Minimumkapitaalregel aangepast

Per 1 januari 2024 zal het percentage van de minimumkapitaalregel, een specifieke
renteaftrekbeperking in de vennootschapsbelasting voor banken en verzekeraars, verhoogd
worden van 9% naar 10,6%. Dat wil zeggen dat de aftrek van rentelasten wordt beperkt voor
zover het vreemd vermogen meer bedraagt dan 89,4% van het balanstotaal.

19. Samenloopvrijstelling btw/overdrachtsbelasting bij aandelentransacties aangepast

Vanaf 1 januari 2025 valt de overdracht van nieuwe onroerende zaken via
aandelentransacties in bepaalde situaties niet meer onder de samenloopvrijstelling. Dit
heeft tot gevolg dat 4% overdrachtsbelasting verschuldigd is bij de overdracht van nieuwe
onroerende zaken via aandelentransacties. De koper betaalt dan 4% overdrachtsbelasting,
behalve bij tenminste 90% belast gebruik. De nieuwe maatregel geldt niet voor al gestarte
vastgoedprojecten. Hiervoor komt een overgangsregeling.

Maatregelen voor werkgevers

20. Stijging onbelaste reiskostenvergoeding

Per 1 januari 2024 kan de werkgever € 0,23 per zakelijke kilometer onbelast vergoeden aan
een werknemer. Deze maximale onbelaste kilometervergoeding geldt voor alle soorten
vervoer.

21. Verruiming vrijstelling OV-kaart
Per 1 januari 2024 wordt het voor werkgevers eenvoudiger om zonder loonheffing een ov-kaart te vergoeden of verstrekken aan een werknemer. Voorwaarde is dat de werknemer de
ov-kaart ook zakelijk gebruikt. De werkgever hoeft per 1 januari 2024 niet langer na te gaan
of de vergoeding voor de ov-kaart, dan wel waarde van de verstrekking, hoger is dan de
daadwerkelijke kosten van zakelijk gebruik (waaronder woon-werkverkeer).

Maatregelen voor de auto

22. BPM personenauto omhoog

Per 1 januari 2025 wordt het vaste deel van de aanschafbelasting (BPM) op personenauto’s
verhoogd met ongeveer € 200. Mogelijk wordt dit bedrag nog aangepast, afhankelijk van de
inflatie tussen nu en 2025. Het variabele deel van de BPM verandert niet. Dit is het deel dat
afhangt van de CO2-uitstoot van de personenauto.

23. Motorrijtuigenbelasting voor kampeerauto’s omhoog

Per 1 januari 2026 gaat de motorijtuigenbelasting voor kampeerauto’s omhoog naar
halftarief. Eigenaren van een kampeerauto betalen dan niet 25% (kwarttarief) maar 50% van
het tarief voor een personenauto. Er is dan geen verschil meer tussen het tarief voor
kampeerauto’s voor eigen gebruik en kampeerauto’s voor verhuur.

24. Motorrijtuigenbelasting voor paardenvervoer omhoog
Per 1 januari 2026 zal de motorijtuigenbelasting voor paardenvervoer verhoogd worden
naar voltarief. Het gaat alleen om voertuigen die speciaal zijn ingericht voor het vervoeren
van paarden en die eigenaren alleen niet-beroepsmatig voor de paardensport gebruiken.
Eigenaren van deze voertuigen betalen dan niet 25% (kwarttarief) maar het volledige tarief
dat ook geldt voor een personenauto.

25. Einde teruggaaf BPM geldtransport

Per 1 januari 2026 kunnen eigenaren van geldtransportwagens geen BPM meer
terugvragen.

26. Einde vrijstelling motorijtuigenbelasting

Per 1 januari 2026 zal de motorrijtuigenbelasting-vrijstelling stoppen voor personenauto’s en
bestelauto’s die rijden op: CNG, LNG en LPG met de typeaanduiding af-fabriek, G3-installatie
of R115-installatie. Voor deze auto’s betalen eigenaren dan ook de volledige
brandstoftoeslag.
Per 1 januari 2030 zal ook motorijtuigenbelasting worden geheven op autobussen die op
LPG of aardgas rijden.

27. Beperken motorrijtuigenbelasting-vrijstelling oldtimer

Per 1 januari 2028 zal de motorrijtuigenbelasting-vrijstelling voor oldtimers alleen nog
gelden voor voertuigen die vóór 1988 zijn gebouwd. Tot die tijd zijn alle voertuigen van
veertig jaar of ouder nog vrijgesteld van motorrijtuigenbelasting.

20-09-2023 Belastingplan 2024: de belangrijkste voorstellen voor de MKB-ondernemer

Op Prinsjesdag 2023 is het belastingpakket voor 2024 bekendgemaakt. Veel voorstellen zijn al eerder aangekondigd. We zetten de belangrijkste voorstellen uit het Belastingplan 2024 en de aanvullende wetsvoorstellen voor het MKB voor u op een rij.

ONDERNEMINGEN

Investeringsfaciliteiten. De Energie-investeringsaftrek (EIA), de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving voor milieu-investeringen (Vamil) worden verlengd tot en met 31 december 2028. Het percentage van de EIA wordt per 1 januari 2024 echter wel verlaagd van 45,5 naar 40%. Door energiebesparende maatregelen nog in 2023 uit te voeren, kunt u nog profiteren van het hoge aftrekpercentage.

Verlaging MKB-winstvrijstelling. De MKB-winstvrijstelling wordt per 1 januari 2024 verlaagd van 14 naar 12,7%. De MKB-winstvrijstelling verlaagt de belastbare winst.
Maak nog optimaal gebruik van het huidige tarief van 14% door winsten naar voren te halen en eventuele voorzieningen in 2023 vrij te laten vallen.

Geen giftenaftrek meer voor de BV. Ook BV’s kunnen onder voorwaarden giften aan goededoelenorganisaties als aftrekpost opvoeren. Per 1 januari 2024 vervalt deze giftenaftrek in de vennootschapsbelasting.

Ruimere herinvesteringsreserve bij overheidsingrijpen. Door gebruik te maken van de herinvesteringsreserve (HIR) kan de belastingheffing over een boekwinst onder voorwaarden worden uitgesteld. Na 2024 worden de voorwaarden verruimd. Daardoor kan een ondernemer in de inkomstenbelasting na een door de overheid gedwongen gedeeltelijke staking van de ene onderneming ook een HIR vormen in een andere, al bestaande onderneming.

BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEITEN

Bedrijfsopvolgings- en doorschuifregeling. Het kabinet heeft eerder al aangekondigd dat de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting aangepast moeten worden.

Wijzigingen. In het Belastingplan 2024 zijn de volgende wijzigingen opgenomen:

  • de vrijstelling in de BOR wordt vanaf 2025 100% van de goingconcernwaarde van de onderneming tot € 1,5 miljoen (nu € 1,2 miljoen) en 70% (nu 83%) over het meerdere;
  • de bezits- en voortzettingseis worden versoepeld, denk hierbij bijv. aan het herstructureren van de onderneming. Dit zal nader worden uitgewerkt in het Belastingplan 2025;
  • aanpak oneigenlijk gebruik BOR, denk hierbij bijv. aan het omzetten van niet-ondernemingsvermogen in ondernemingsvermogen met als enige doel het voordelig kunnen overdragen van dit vermogen. Ook dit zal nader worden uitgewerkt in het Belastingplan 2025;
  • voor de BOR wordt de doelmatigheidsmarge van 5% per 1 januari 2025 afgeschaft. Hierdoor wordt een deel van het beleggingsvermogen niet meer aangemerkt als ondernemingsvermogen;
  • bedrijfsmiddelen die ook buiten de onderneming worden gebruikt (keuzevermogen), kwalificeren slechts voor de BOR en de doorschuifregeling voor zover deze daadwerkelijk in de onderneming worden gebruikt. De beoogde ingangsdatum van deze wijziging is 1 januari 2025;
  • toegang tot de BOR en de doorschuifregeling wordt beperkt tot reguliere aandelen met een minimaal belang van 5%. Preferente aandelen die in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging zijn uitgegeven, kwalificeren nog wel. Deze maatregel wordt verder uitgewerkt in het Belastingplan 2025;
  • vanaf 2024 wordt aan derden verhuurd onroerend goed standaard aangemerkt als beleggingsvermogen;
  • de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting voor aandelen in een BV kan op dit moment alleen worden toegepast als de bedrijfsopvolger al minimaal 36 maanden in dienst is van de BV waarvan de aandelen worden geschonken. Voorgesteld is om deze dienstbetrekkingseis met ingang van 2025 te laten vervallen.

WERKGEVER

Vrije ruimte in de werkkostenregeling. In 2023 bedraagt de vrije ruimte voor de werkkostenregeling 3% van de fiscale loonsom tot € 400.000. Over het deel van de fiscale loonsom dat hoger is dan € 400.000, bedraagt de vrije ruimte 1,18%. Per 1 januari 2024 wordt het percentage van de vrije ruimte verlaagd van 3 naar 1,92% over een fiscale loonsom tot € 400.000.

Verhoging onbelaste reiskostenvergoeding. De maximale onbelaste reiskostenvergoeding wordt per 1 januari 2024 verhoogd naar van € 0,21 naar € 0,23 per zakelijke kilometer (inclusief woon-werkverkeer).

PRIVÉ

Verhoging tarief box 3 naar 34%. Voorgesteld wordt om het tarief in box 3 te verhogen van 32 naar 34%. In 2025 zal het tarief in box 3 dan ongewijzigd blijven. Daarnaast stelt het kabinet voor om het heffingsvrije vermogen in box 3 niet te indexeren per 1 januari 2024, waardoor ook in 2024 een heffingsvrij vermogen van € 57.000 per persoon (€ 114.000 voor fiscale partners) geldt. Een nieuw box 3-stelsel is uitgesteld tot 2027.

14-09-2023 Turboliquidatie wijzigt pas per 15 november 2023

In tegenstelling tot eerdere berichten treedt de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie niet met ingang van 1 juli 2023 in werking, maar pas vanaf 15 november 2023. Deze wet gaat voor een periode van twee jaar gelden.

Een BV kan eenvoudig ontbonden worden via een turboliquidatie als deze geen activiteiten meer verricht en ook geen baten meer heeft. In het kort komt het erop neer dat na het ontbindingsbesluit de BV direct uitgeschreven kan worden bij de Kamer van Koophandel. De schuldeisers kunnen zich hierdoor veelal niet meer verhalen op het vermogen van de BV. De nieuwe wet heeft daarom als doel misbruik te voorkomen en schuldeisers beter te beschermen.

Dit wil men bewerkstelligen door onder andere de volgende aanvullende eisen:

  • voor de bestuurders van de ontbonden BV geldt een (financiële) deponeringsplicht bij de Kamer van Koophandel;
  • de bestuurders van de BV zijn verplicht om alle schuldeisers persoonlijk op de hoogte te stellen van de ontbinding;
  • de wet biedt de mogelijkheid om een civielrechtelijk bestuursverbod en boetes op te leggen in geval van misbruik.

13.9.2023 Identificatie afnemer essentieel voor verleggingsregeling BTW

Als u de verleggingsregeling voor de btw wilt toepassen, moet u dit vermelden op uw factuur. Ook moet het btw-identificatienummer van de afnemer vermeld worden. Doet u dit niet of blijkt dit nummer onjuist, dan kan dit fiscaal grote gevolgen hebben.

 

De Nederlandse onderneming controleert een btw-nummer online (dit kan via het VIES-systeem, zie https://ec.europa.eu/taxation_customs/vies/#/vat-validation ).

De Hoge Raad besliste onlangs dat daadwerkelijke identificatie van de afnemer noodzakelijk is. U zult op de factuur het correcte btw-nummer van de afnemer moeten vermelden en dit bedrijf moeten identificeren.

Allereerst is het goed om te beseffen dat de verleggingsregeling niet alleen in internationale situaties voorkomt. Zo geldt nationaal in de bouw, de scheepsbouw en de schoonmaakbranche een verplichte verlegging van de btw als het gaat om onderaanneming en het uitlenen van personeel. Ook in dergelijke situaties moet u alert zijn.

Verder is het dus noodzakelijk dat u een correct btw-identificatienummer van uw afnemer heeft. Dit kunt u controleren aan de hand van het VIES-systeem. Daarbovenop is het van belang dat u uw afnemer ook daadwerkelijk dient te identificeren. Dat kan bijvoorbeeld aan de hand van paspoortidentificatie of stukken van de Kamer van Koophandel. Zolang de identiteit van de afnemer onbekend is en blijft, mag de verleggingsregeling niet worden toegepast (dus wachten met leveren!).

Ook aan de inkoopzijde kan de verleggingsregeling spelen. Ontvangt u een factuur met btw terwijl de verleggingsregeling van toepassing is, breng de btw op de factuur dan niet in aftrek en betaal deze niet, maar vraag aan de leverancier of dienstverrichter om een nieuwe correcte factuur uit te reiken. Doet u dit niet, dan loopt u het risico dat de Belastingdienst deze aftrek weigert.

 

Neem geen risico met de toepassing van de verleggingsregeling. Borg binnen uw bedrijf dat er eerst een identificatie van de afnemer bijv. aan de hand van paspoortidentificatie of KvK-stukken en een controle van het btw-nummer via het VIES-systeem hebben plaatsgevonden, voordat er geleverd wordt.

13-09-2023 Bonus met beleid

Als u een bonus uitkeert, houdt niet iedere werknemer hier evenveel aan over. Dit heeft, naast het belastingtarief, ook andere oorzaken. Hoe zorgt u ervoor dat een bonus netto zo veel mogelijk oplevert en wat zijn anders de alternatieven?

Omdat goed personeel schaars is, zou u uw betere werknemer best wat extra willen geven. Een bonus is daarvoor een uitermate geschikt middel. Mits u het met beleid inzet, want wat een bonus netto oplevert, verschilt per werknemer en hangt af van meerdere factoren.

Belastingtarief. Wat een bonus netto oplevert, hangt om te beginnen af van het belastingtarief dat uw werknemer over de bonus betaalt. Daarnaast spelen ook de heffingskortingen een rol. Zo bedraagt de algemene heffingskorting in 2023 € 3.070 tot een inkomen van € 22.661. Daarboven neemt de korting geleidelijk af naar nihil vanaf een inkomen van € 73.031.

Werkkostenregeling als alternatief

Met name in situaties waarbij er van een bonus netto maar weinig resteert, is het van belang een bonus zo mogelijk onder te brengen in de werkkostenregeling. De bonus is dan netto en alleen als u in 2023 de vrije ruimte overschrijdt, betaalt u als werkgever 80% belasting over de bonus. Dat lijkt veel, maar als u voor de werknemer zonder toeslagen met een inkomen van € 30.000 de nettobonus van € 601 onderbrengt in de werkkostenregeling en u er 80% belasting over moet betalen, kost de totale bonus u toch maar € 601 + (80% x € 601) = € 1.082. Weliswaar iets meer dan een brutobonus van € 1.000, maar omdat u over een bonus onder de werkkostenregeling geen premies betaalt, bent u per saldo toch al voordeliger uit.

Kostenvergoedingen als alternatief

Ook kostenvergoedingen kunnen een prima alternatief zijn voor een belaste bonus. Denk bijv. aan onbelaste reiskostenvergoedingen voor woon-werkverkeer (€ 0,21/km), korting op producten uit uw bedrijf of het ter beschikking stellen van een fiets tegen 7% van de nieuwwaarde, waarbij u deze 7% weer vergoedt via de werkkostenregeling.

 

31.08.2023 Excessief lenen uit uw eigen BV

Sinds 1 januari 2023 is het lenen uit de eigen BV sterk beperkt. Hierdoor mag u niet meer dan € 700.000 aan leningen opnemen. Gelukkig is hieraan op een aantal manieren een mouw te passen.

 

Maximaal € 700.000. Sinds 1 januari 2023 is de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap van kracht. Deze komt er in het kort op neer dat u als dga maximaal € 700.000 bij uw eigen BV mag lenen. Leent u meer, dan betaalt u over het meerdere belasting in box 2. Om dit te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat u voor 31 december 2023 uw leningen bij de BV terugbrengt tot maximaal € 700.000. Hoe doet u dat als u niet te veel dividend kunt uitkeren en welke opties zijn er als u toch niet te veel wilt aflossen?

Ruilen met de bank. Leningen ten behoeve van uw eigen woning tellen niet mee voor de grens van € 700.000. Hiervoor geldt geen maximum. Heeft u nu dus bijv. uw eigen woning gefinancierd met een hypotheek bij de bank, dan is het met het oog op de nieuwe wetgeving aantrekkelijk deze onder te brengen bij uw eigen BV en met de bank te overleggen of deze in ruil hiervoor uw leningen bij uw eigen BV, voor zover het bedrag boven de € 700.000 uitkomt, geheel of deels wil overnemen. Uiteraard zult u hierover moeten onderhandelen, maar als uw relatie met de bank goed is, zullen hier zeker mogelijkheden liggen. Let er wel op dat de hypotheek die u bij uw eigen BV gaat afsluiten zakelijke voorwaarden kent, anders loopt u het risico dat de Belastingdienst het voordeel als uitdeling aanmerkt.

Lening bij een derde. Een andere manier om belastingheffing te voorkomen, is uw lening bij uw BV boven de limiet af te lossen met middelen die u verkrijgt via een lening bij een derde. Dit kan bijv. een zakenpartner of een familielid met een eigen BV zijn. U kunt deze derde op zijn beurt weer een lening via uw BV verstrekken, als deze derde net als u een te grote lening bij zijn eigen BV heeft afgesloten. Hierbij is het van belang dat u beiden voldoende zekerheden verkrijgt en dat u ook nu zakelijke voorwaarden hanteert. Uiteraard moet u dit alleen doen met mensen die u vertrouwt.

Niet doorlenen. Bij de hiervoor gegeven optie passen wel een paar kanttekeningen. Zo mag er in geen geval sprake zijn van ‘doorlenen’ van gelden. Het mag dus niet zo zijn dat een derde een lening afsluit bij uw BV en deze middelen weer aan u doorleent. Er moet dus sprake zijn van twee afzonderlijke leningen die niet aan elkaar te koppelen zijn.

Beperking binnen familie. Er geldt ook een beperking binnen de familie. Leningen van zogenaamde ‘verbonden personen’ worden aan u als dga toegerekend. Een verbonden persoon is een bloed- of aanverwant in de rechte lijn van u of van uw partner.  Kruislings lenen via bijv. een van uw kinderen gaat dus niet lukken.

Vanaf 2024. Houd er hierbij ook rekening mee dat box 2 vanaf 2024 twee tarieven kent: een laag tarief van 24,5% tot € 67.000 (voor partners € 134.000) en een tarief van 31% over het meerdere. Dit betekent dat u in 2024 tot een inkomen van € 106.219 in box 2 voordeliger uit bent dan in 2023. Heeft u een partner, dan is dit tot € 212.438. Tip.  Lukt het u niet uw leningen tot € 700.000 te beperken, weet dan dat u tot genoemde bedragen qua tarief na 2024 goedkoper uit bent dan in 2023.

31.08.2023 De turboliquidatie

Heeft u een BV die geen activiteiten meer verricht en ook geen baten meer heeft, dan kon u deze eenvoudig via een turboliquidatie ontbinden. Dit is per 1 juli 2023 veranderd!

Ontbinding van een BV

Een BV kan op twee manieren ontbonden worden: via de reguliere procedure of middels een turboliquidatie. In beide gevallen is er allereerst een formeel ontbindingsbesluit nodig, maar vanaf daar verschilt de verdere procedure.

Reguliere procedure. Vervolgens moet er bij de reguliere procedure een rekening en verantwoording ter inzage gelegd worden bij de Kamer van Koophandel. Schuldeisers hebben hierdoor de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de ontbinding. Na de bezwaarprocedure kunt u de BV uitschrijven bij de Kamer van Koophandel.

Als uw BV geen baten meer heeft, kunt u ook kiezen voor de turboliquidatie. Na het ontbindingsbesluit kunt u de BV direct uitschrijven bij de Kamer van Koophandel. Zijn er wel baten, dan is een turboliquidatie niet toegestaan.

Wetswijziging

In de praktijk blijkt dat er vaak misbruik wordt gemaakt van de turboliquidatie. Doordat het ontbindingsbesluit te snel wordt genomen, kunnen schuldeisers zich niet meer verhalen op het vermogen van de BV.

Om deze reden is de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie in het leven geroepen. Hiermee wil de wetgever door drie belangrijke wijzigingen het misbruik bestrijden en de positie van de schuldeisers verbeteren.

Allereerst moet de bestuurder van de BV binnen 14 dagen na de ontbinding de volgende stukken bij de Kamer van Koophandel ter inzage leggen:

  1. een ontbindingsbalans en een staat van baten en lasten over het ontbindingsjaar en het voorgaande jaar als de jaarrekening niet is gedeponeerd;
  2. een toelichting over de oorzaak van het ontbreken van de baten;
  3. een omschrijving van de wijze waarop de baten voorafgaand aan de ontbinding zijn verdeeld;
  4. de jaarrekeningen over de boekjaren voorafgaand aan het jaar van ontbinding, als publicatie daarvan verplicht is.

Vervolgens moet de bestuurder van de BV alle schuldeisers hiervan persoonlijk op de hoogte stellen. Een advertentie in een landelijk dagblad plaatsen – zoals bij de reguliere procedure – is hier niet voldoende.

Indien u als bestuurder niet aan deze verantwoordingsplicht voldoet, kan de rechter schuldeisers machtigen om inzagerecht te krijgen in de administratie van uw ontbonden BV. Dit kan er zelfs toe leiden dat er aan u als bestuurder een bestuursverbod wordt opgelegd.

De nieuwe wetgeving zorgt dus voor een flinke lastenverzwaring. Hierdoor wordt de drempel voor de turboliquidatie verhoogd. In sommige situaties kan het dan ook voordeliger en eenvoudiger zijn om de reguliere procedure te volgen.

Vanaf 1 juli 2023

Deze nieuwe wet is op 1 juli 2023 in werking getreden. Zoals de naam al zegt, is het vooralsnog een tijdelijke wet en gaat deze gelden voor een periode van twee jaar. Na deze periode wordt de wet geëvalueerd en wordt er gekeken of de wet permanent wordt ingevoerd.

23.08.2023 Belastingrente omhoog naar 6%

Sinds 1 juli 2023 is de belastingrente verhoogd. Het percentage voor de belastingrente is voor alle belastingen, behalve voor de vennootschapsbelasting en de bronbelasting waarvoor een ander percentage geldt, omhoog gegaan van 4 naar 6%.

Een flinke verhoging. Belastingrente betaalt u als de Belastingdienst uw aangifte nog niet kan vaststellen, omdat u bijv. te laat aangifte heeft gedaan of als de Belastingdienst afwijkt van uw aangifte. U betaalt belastingrente over het bij te betalen bedrag. Door de verhoging van de belastingrente naar 6% wordt het nog belangrijker om deze rente te voorkomen. Hoe u dit doet, verschilt per belasting. Voor de inkomstenbelasting moet u ofwel voor 1 mei aangifte doen dan wel voor deze datum een passende voorlopige aanslag aanvragen. Voor de btw geldt dat er geen belastingrente in rekening wordt gebracht indien u de suppletieaangifte indient voor 1 april van het jaar volgend op het belastingjaar.

Door de verhoging van de belastingrente naar 6% wordt het nog belangrijker om deze rente te voorkomen. Hoe u dit doet, verschilt per belasting. Is het bijv. voor de inkomstenbelasting niet gelukt tijdig aangifte te doen, verhoog dan uw voorlopige aanslag om de belastingrente te beperken.

28.06.2023 Wetsvoorstel ‘Online oprichten van een BV’ door de Eerste Kamer aangenomen

Ook de Eerste Kamer is onlangs akkoord gegaan met het wetsvoorstel dat het mogelijk maakt om een BV volledig digitaal op te richten.

Niet meer naar de notaris. Na de invoering van het wetsvoorstel over het digitaal oprichten van een BV is persoonlijk contact met de notaris niet meer nodig. Er zal door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie een nieuw systeem worden ontwikkeld om het opstellen van een digitale notariële akte mogelijk te maken. Dit systeem zal de volgende dingen mogelijk maken:

  • het ondertekenen van een digitale notariële akte;
  • het identificeren van alle partijen;
  • de totstandbrenging van een digitale audio- en videoverbinding;
  • het ondertekenen van een digitale volmacht.

Inwerkingtreding. Dit wetsvoorstel wordt naar verwachting per 1 januari 2024 ingevoerd.

6-6-2023 Urencriterium

Om als ondernemer in de inkomstenbelasting in aanmerking te komen voor een aantal ondernemersfaciliteiten, moet u voldoende uren in uw onderneming werken. U kunt dat bewijzen aan de hand van een urenstaat. Volgens Rechtbank Noord-Holland mag deze urenstaat ook achteraf opgesteld zijn, mits deze maar voldoende gedetailleerd is.

Als ondernemer in de inkomstenbelasting, zoals eenmanszaken, maatschappen en Vof’s, heeft u recht op een aantal ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek. Daarvoor geldt dat u minstens 1.225 uren per jaar in uw onderneming actief moet zijn en dat dit meer dan de helft van al uw gewerkte uren is. U kunt het aantal gewerkte uren aannemelijk maken met een urenstaat, waarin u bijhoudt waarmee u bezig bent en hoeveel uren hiermee gemoeid zijn.

Een schoonheidsspecialiste claimt over het jaar 2017 de zelfstandigenaftrek en startersaftrek. Volgens de inspecteur voldoet de onderneemster niet aan het urencriterium. Hij vindt de urenstaat die de vrouw heeft overgelegd, te globaal en onvoldoende gespecificeerd. De rechtbank (ECLI:NL:RBNHO:2023:4943) oordeelt echter dat de werkzaamheden die in de urenstaat zijn vermeld, voldoende specifiek zijn. Dat de urenstaat achteraf is opgemaakt, is volgens de rechter geen probleem. Dit wordt voldoende gecompenseerd door de gedetailleerdheid van de urenstaat en de overige overgelegde stukken. De onderneemster heeft over 2017 dan ook recht op de zelfstandigenaftrek en startersaftrek.

De rechter heeft in dit geval een achteraf opgestelde urenstaat geaccepteerd, maar dit is echter een minder veilige optie dan het dagelijks bijhouden van uw uren. U moet zich dan immers soms jaren later al uw activiteiten zien te herinneren. Als er twijfel kan bestaan over het aantal voor uw onderneming gewerkte uren, is het raadzaam periodiek een urenverantwoording bij te houden. Omschrijf daarin de uitgevoerde werkzaamheden duidelijk en rond niet alles af op hele uren.

Geef zo mogelijk per dag aan wat u gedaan heeft, zoals website bijgewerkt, klant X bezocht, offerte klant Y gemaakt en hoeveel uren dit per klus in beslag nam. Ook de indirecte uren tellen mee. Denk aan het maken van offertes, reistijd, de wachttijd tussen twee afspraken, boodschappen voor de zaak etc.