Het pakket Belastingplan 2024 bevat volgens het kabinet noodzakelijke maatregelen
voor de samenleving en het belastingstelsel. Dit jaar staat in het teken van het
ondersteunen van koopkracht en bestrijden van armoede, het verbeteren en
eenvoudiger maken van het belastingstelsel en maatregelen om de klimaatdoelen te
halen. Deze Prinsjesdagspecial biedt een handzaam overzicht van de aangekondigde
maatregelen voor alle belastingplichtigen, ondernemers, werkgevers en maatregelen
voor de auto.

Maatregelen voor alle belastingplichtigen

1. Lichte stijging van het tarief in de eerste schijf inkomstenbelasting in 2024

Het tarief van de eerste schijf inkomstenbelasting stijgt van 36,93% naar 36,97%. Het bedrag
waarover dit tarief verschuldigd is, stijgt ook licht van € 73.031 naar € 75.624. Voor AOWgerechtigden stijgt het tarief van 19,03% naar 19,07%. Het inkomen dat tegen dit tarief
belast wordt, vertoont ook een stijging van € 38.703 naar € 40.077 voor personen die zijn
geboren voor 1946. Voor personen die zijn geboren na 1946 stijgt dit inkomen van € 37.149
naar € 38.139. De genoemde percentages zijn inclusief premies volksverzekeringen.

2. Stijging heffingskortingen

De heffingskortingen worden normaliter elk jaar verhoogd. De algemene heffingskorting zal
in 2024 verhoogd worden van € 3.070 naar maximaal € 3.374. De arbeidskorting wordt
berekend over het arbeidsinkomen en wordt in 2024 verhoogd met € 115. Tevens wordt in
2024 de inkomensafhankelijke combinatiekorting verhoogd (van € 2.694 tot maximaal
€ 2.961) alsook de jonggehandicaptenkorting (van € 820 naar € 902). Voor personen die
ouder zijn dan de AOW-leeftijd gelden lagere maxima.

3. Box 3-vermogen wordt verplaatst van categorie overige bezittingen naar banktegoeden

Het aandeel in het vermogen van een Vereniging van Eigenaren van appartementen en geld
op een derdengeldenrekening van een notaris of gerechtsdeurwaarder waren tijdens de
overbruggingsperiode van box 3 in de categorie overige bezittingen geplaatst. Deze
vermogensbestanddelen zullen met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 verplaatst
worden naar de categorie banktegoeden. Dit betekent dat het rendementspercentage van
6,17% (in 2023) dat geldt voor overige bezittingen niet meer van toepassing is maar het
rendementspercentage van 0,36 % (in 2023) dat geldt voor banktegoeden.

4. Onderlinge vorderingen en schulden niet meer opgeven

Onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscaal partners en tussen ouders en
minderjarige kinderen hoeven niet meer in box 3 in de aangifte inkomstenbelasting te
worden opgegeven. Het kabinet wil deze maatregel met terugwerkende kracht per 1 januari
2023 laten ingaan.

5. Stijging tarief box 3

Het tarief in box 3 zal per 1 januari 2024 worden verhoogd van 32% naar 34% (1%-punt
stijging meer dan aanvankelijk de bedoeling was).

6. Accijnsverhoging op alcoholhoudende producten

Per 1 april 2024 zal de alcoholaccijns op alcoholhoudende producten, zoals bier, wijn,
tussenproducten en overige alcoholhoudende producten, worden verhoogd met 16,2%.

7. Accijnsverhoging op tabak

Per 1 april 2024 zal de tabaksaccijns op sigaretten en op tabak worden verhoogd. Hierdoor
zal de verkoopprijs voor een pakje sigaretten van twintig stuks € 10,70 bedragen. Voor een
pakje shag van 50 gram zal de verkoopprijs € 24,14 bedragen.

8. Aanpassingen proceskostenvergoedingen WOZ en bpm

Per 1 januari 2024 zullen proceskostenvergoedingen direct worden uitbetaald aan burgers of
bedrijven die bezwaar maken tegen WOZ- en bpm-besluiten. Daarnaast zullen de
vergoedingen voor proceskosten en immateriële schade bij deze bezwaren worden verlaagd.
Die vergoeding wordt 25% van de huidige vergoeding als de burger of het bedrijf inhoudelijk
gelijk krijgt. Als om andere redenen een vergoeding wordt toegekend, is de vergoeding 10%
van de huidige vergoeding. Als de gemeente, Belastingdienst of de rechter niet binnen een
redelijke termijn uitspraak doet, is de vergoeding voor immateriële schade niet meer € 500
maar € 50 voor elk half jaar dat het proces langer duurt dan die termijn.

Maatregelen voor ondernemers

9. Verlaging MKB-vrijstelling

Per 1 januari 2024 gaat de MKB-winstvrijstelling omlaag van 14% naar 12,7%.

10. Verlaging zelfstandigenaftrek

Per 1 januari 2024 zal de zelfstandigenaftrek verder verlaagd worden van € 5.030 naar
€ 3.750.

11. Aanpassingen in de bedrijfsopvolgingsregeling en de doorschuifregeling
aanmerkelijk belang

De voorwaardelijke vrijstelling in de bedrijfsopvolgingsregeling voor de schenk- en
erfbelasting wordt aangepast. In 2023 geldt de 100% vrijstelling tot € 1,2 miljoen en
daarboven is 83% vrijgesteld. Het kabinet stelt voor dat dit in 2025 wijzigt naar een 100%
vrijstelling tot € 1,5 miljoen en daarboven is 30% belastbaar. Daarnaast zullen per 1 januari
2025 de volgende maatregelen gelden voor de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en
erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting
(DSR ab). Voor de DSR ab zal de dienstbetrekkingseis komen te vervallen. De nieuwe
aanmerkelijk belanghouder hoeft dan niet meer verplicht minimaal drie jaar in dienst te zijn
bij een schenking onder de DSR ab. Ook zal de BOR en de DRS ab pas gelden bij een
schenking aan iemand van 21 jaar of ouder. Deze eis zal niet gelden bij erven.
De BOR en DSR ab bij bedrijfsopvolging zullen niet meer gelden voor:
Onroerende zaken die aan derden verhuurd worden of anderszins aan een ander ter
beschikking worden gesteld. Deze maatregel gaat per 1 januari 2024 in.
Het gehele beleggingsvermogen van de rechtspersoon. Thans geldt daarvoor nog een
doelmatigheidsmarge van 5%. Deze wijziging gaat voor de BOR in op 1 januari 2025;
de DSB ab wijzigt op dit punt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Bedrijfsmiddelen met een waarde van meer dan € 100.000 die ook privé worden
gebruikt. De regeling geldt dan niet meer voor het deel dat deze middelen privé
worden gebruikt, indien het privédeel meer dan 10% beslaat. Deze maatregel geldt
per 1 januari 2025.
Er worden nog meer complexe wijzigingen uitgewerkt, die meer tijd vragen; de beoogde
inwerkingtredingsdatum daarvan is 1 januari 2026.

12. Herinvesteringsreserve mogelijk bij gedeeltelijke beëindiging

Per 1 januari 2024 komen er meer mogelijkheden om de herinvesteringsreserve te
gebruiken. Dit kan straks indien de ondernemer gedeeltelijk stopt met zijn onderneming
door overheidsingrijpen, bijvoorbeeld op basis van een beëindigingsregeling.

13. De MIA, EIA en Vamil komen nog niet ten einde

De energie-investeringsaftrek, milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu
bedrijfsmiddelen zouden per 1 januari 2024 komen te vervallen, maar worden met vijf jaar
opgeschoven en per 1 januari 2029 pas stopgezet. Wel zal vanaf 1 januari 2024 het
aftrekpercentage van de energie-investeringsaftrek structureel worden verlaagd van 45,5%
naar 40%.

14. Einde belastingkorting voorlopige aanslag

Per 1 januari 2024 stopt de betalingskorting bij voorlopige aanslagen in de
inkomstenbelasting. Belastingschuldigen krijgen dan geen korting meer bij het betalen van
de voorlopige aanslag inkomstenbelasting in één keer in plaats van in termijnen.

15. Afschrijven op gebouwen beperkt

Per 1 januari 2014 zal de afschrijving op gebouwen in de inkomstenbelasting worden
beperkt tot de WOZ-waarde. Hiermee is het onderscheid tussen de afschrijvingsbeperking
gebouwen in de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting weggenomen. Daarmee
geldt voor alle gebouwen die als bedrijfsmiddel worden gebruikt een afschrijving tot
maximaal de WOZ-waarde, ongeacht of het een gebouw in eigen gebruik of ter belegging is
en ongeacht of het in een inkomstenbelasting-onderneming (of in de resultaatsfeer) of in
een vennootschapsbelastingplichtig lichaam wordt gebruikt.

16. CO2-prijs verhoogd

Om ondernemingen die veel CO2 uitstoten te stimuleren hun productieproces verder te
verduurzamen zodat ze minder CO2 uitstoten, zal per 1 januari 2024 de minimum CO2-prijs
per ton CO2 worden verhoogd naar € 51,70. Daarna volgt een jaarlijkse verhoging tot
uiteindelijk € 71,10 per 1 januari 2030.

17. Gift vanuit vennootschap aangepast

Per 1 januari 2024 wordt het door de onderstaande maatregelen eenvoudiger en mogelijk
ook fiscaal aantrekkelijker om vanuit de vennootschap te geven aan een ANBI of een
steunstichting SBBI.
1. Een door een vennootschap aan een ANBI gedane gift is niet meer aftrekbaar, ook niet
voor zover de gift lager is dan het huidige wettelijke maximum van 50% van de winst
en tevens lager is dan € 100.000.
2. Het bedrag van de gift wordt niet in aanmerking genomen als een tot het inkomen van
de aanmerkelijkbelanghouder te rekenen voordeel in box 2 of als opbrengst voor de
dividendbelasting.
Het gaat hier om giften van de vennootschap waarmee tevens een persoonlijke charitatieve
behoefte van de aandeelhouder wordt gediend. Daaraan is geen maximum verbonden.

18. Minimumkapitaalregel aangepast

Per 1 januari 2024 zal het percentage van de minimumkapitaalregel, een specifieke
renteaftrekbeperking in de vennootschapsbelasting voor banken en verzekeraars, verhoogd
worden van 9% naar 10,6%. Dat wil zeggen dat de aftrek van rentelasten wordt beperkt voor
zover het vreemd vermogen meer bedraagt dan 89,4% van het balanstotaal.

19. Samenloopvrijstelling btw/overdrachtsbelasting bij aandelentransacties aangepast

Vanaf 1 januari 2025 valt de overdracht van nieuwe onroerende zaken via
aandelentransacties in bepaalde situaties niet meer onder de samenloopvrijstelling. Dit
heeft tot gevolg dat 4% overdrachtsbelasting verschuldigd is bij de overdracht van nieuwe
onroerende zaken via aandelentransacties. De koper betaalt dan 4% overdrachtsbelasting,
behalve bij tenminste 90% belast gebruik. De nieuwe maatregel geldt niet voor al gestarte
vastgoedprojecten. Hiervoor komt een overgangsregeling.

Maatregelen voor werkgevers

20. Stijging onbelaste reiskostenvergoeding

Per 1 januari 2024 kan de werkgever € 0,23 per zakelijke kilometer onbelast vergoeden aan
een werknemer. Deze maximale onbelaste kilometervergoeding geldt voor alle soorten
vervoer.

21. Verruiming vrijstelling OV-kaart
Per 1 januari 2024 wordt het voor werkgevers eenvoudiger om zonder loonheffing een ov-kaart te vergoeden of verstrekken aan een werknemer. Voorwaarde is dat de werknemer de
ov-kaart ook zakelijk gebruikt. De werkgever hoeft per 1 januari 2024 niet langer na te gaan
of de vergoeding voor de ov-kaart, dan wel waarde van de verstrekking, hoger is dan de
daadwerkelijke kosten van zakelijk gebruik (waaronder woon-werkverkeer).

Maatregelen voor de auto

22. BPM personenauto omhoog

Per 1 januari 2025 wordt het vaste deel van de aanschafbelasting (BPM) op personenauto’s
verhoogd met ongeveer € 200. Mogelijk wordt dit bedrag nog aangepast, afhankelijk van de
inflatie tussen nu en 2025. Het variabele deel van de BPM verandert niet. Dit is het deel dat
afhangt van de CO2-uitstoot van de personenauto.

23. Motorrijtuigenbelasting voor kampeerauto’s omhoog

Per 1 januari 2026 gaat de motorijtuigenbelasting voor kampeerauto’s omhoog naar
halftarief. Eigenaren van een kampeerauto betalen dan niet 25% (kwarttarief) maar 50% van
het tarief voor een personenauto. Er is dan geen verschil meer tussen het tarief voor
kampeerauto’s voor eigen gebruik en kampeerauto’s voor verhuur.

24. Motorrijtuigenbelasting voor paardenvervoer omhoog
Per 1 januari 2026 zal de motorijtuigenbelasting voor paardenvervoer verhoogd worden
naar voltarief. Het gaat alleen om voertuigen die speciaal zijn ingericht voor het vervoeren
van paarden en die eigenaren alleen niet-beroepsmatig voor de paardensport gebruiken.
Eigenaren van deze voertuigen betalen dan niet 25% (kwarttarief) maar het volledige tarief
dat ook geldt voor een personenauto.

25. Einde teruggaaf BPM geldtransport

Per 1 januari 2026 kunnen eigenaren van geldtransportwagens geen BPM meer
terugvragen.

26. Einde vrijstelling motorijtuigenbelasting

Per 1 januari 2026 zal de motorrijtuigenbelasting-vrijstelling stoppen voor personenauto’s en
bestelauto’s die rijden op: CNG, LNG en LPG met de typeaanduiding af-fabriek, G3-installatie
of R115-installatie. Voor deze auto’s betalen eigenaren dan ook de volledige
brandstoftoeslag.
Per 1 januari 2030 zal ook motorijtuigenbelasting worden geheven op autobussen die op
LPG of aardgas rijden.

27. Beperken motorrijtuigenbelasting-vrijstelling oldtimer

Per 1 januari 2028 zal de motorrijtuigenbelasting-vrijstelling voor oldtimers alleen nog
gelden voor voertuigen die vóór 1988 zijn gebouwd. Tot die tijd zijn alle voertuigen van
veertig jaar of ouder nog vrijgesteld van motorrijtuigenbelasting.